Vier jaar na het beëindigen van de oorlog in Afghanistan loopt een inwoner van Kabul meer kans om het leven te komen bij een verkeersongeval dan door oorlogsgeweld.
In een van de buitenlandse ziekenhuizen kan hij rekenen op goede verzorging. In de lokale ziekenhuizen is de kwaliteit van de zorg onder de maat en heeft het personeel zelf kopzorgen: van haar salaris kan zij niet rondkomen.
Doodgereden op straat
De zevenjarige Farida werd twee dagen geleden op straat door een auto aangereden. Ze heeft een ernstige verwonding aan het hoofd en ligt aan de beademing, maar de conditie van het meisje is inmiddels gestabiliseerd. ’Vergeet oorlogsgeweld of terrorisme. Je hebt in Kabul vandaag de dag meer kans om dood gereden te worden op straat,’ zegt de Italiaanse chirurg Gino Strada, algemeen directeur van traumacentrum Emergency. Iedere dag laten vijf kinderen het leven bij een verkeersongeval in Kabul, waar amper vier jaar geleden paard en wagen nog het straatbeeld bepaalden. Patiënten komen uit alle delen van het land per taxi of met eigen vervoer naar het Italiaanse traumacentrum, waar medische hulp gratis is. Een internationale staf van chirurgen staat vierentwintig uur per dag paraat om noodzakelijke operaties, tot reconstructieve chirurgie aan toe, uit te voeren. Er arriveren dagelijks twee à drie patiënten met steek- of kogelwonden, slachtoffers van gewone criminaliteit. ‘Afghanistan is nog steeds geen vredig land.’ Strada plukt een lange zwarte haar uit het bed van een van de patientjes, een meisje van acht jaar, dat geraakt werd door een afgedwaalde kogel. ‘Kun je tegen de moeder zeggen dat ze niet bij haar dochter in bed mag klimmen,’ instrueert hij een verpleegkundige. ‘Om infecties te voorkomen.’ Strada: ‘Wij geven patiënten de zorg die we zelf graag willen hebben.’
Voor 30 Usd per maand
‘Daar ga je heen om dood te gaan,’ zegt Abdullah, mijn tolk, over het academisch ziekenhuis Ali Abad. De gebouwen verkeren in slechte staat van onderhoud, verf bladdert van de muren, licht ontbreekt op de lange gangen en de apparatuur is verouderd. Dokter Azizullah Amir, hoofd van de afdeling Interne Geneeskunde, vertelt dat er een miljoen USD besteed is aan de renovatie van het oudste hospitaal van Kabul. Buitenlandse hulporganisaties stelden de apparatuur beschikbaar. Op de afdeling Neurochirugie doen de artsen hun ronde over overvolle zalen, waar de hygiënische condities te wensen overlaten en een penetrante geur hangt. Ook de hal staat vol met bedden; een van de patiënten ligt op een matras op de grond. De meeste patienten hebben hoofdletsel opgelopen bij een verkeersongeluk. ‘Voor een CT-scan sturen we iemand naar het militair hospitaal,’ zegt Aziz desgevraagd. Medische zorg is gratis, maar medicijnen komen voor rekening van de patiënt zelf. Familieleden moeten voedsel meebrengen en de zorgtaken op zich nemen. De arts klaagt over gebrek aan motivatie, toewijding en een professionele werkhouding bij de verpleegkundigen. ‘Zij hebben zelf zorgen. Ze werken zes dagen per week, acht uur per dag, voor maar 30 USD per maand. In Kabul heeft een gezin 300 USD per maand nodig om van rond te kunnen komen.’ Gediplomeerde artsen verdienen 50 USD. ‘Dat ben ik alleen al kwijt aan vervoer naar het ziekenhuis,’ aldus de arts.
Met behulp van God
Het kinderziekenhuis Indira Ghandi heeft ruim negentig vacatures openstaan. ‘Er zijn maar weinig vrouwen die voor een salaris van 35 USD per maand bij ons willen komen werken,’ zegt Dr. Yousufzai, plaatsvervangend directeur van het ziekenhuis. De Afghaanse arts legt de vinger op de zere plek: ‘Het budget voor de gezondheidszorg is niet toereikend. De 60.000 Afghani die we per kwartaal van het Ministerie van Gezondheidszorg krijgen is niet eens voldoende om het ziekenhuis één dag in bedrijf te houden. Met behulp van donaties van ISAF en buitenlandse hulporganisaties lukt het ons om vrijwel alle medische kosten voor onze patiënten te betalen. We runnen het ziekenhuis met de hulp van God.’ Zo beloofde de Indiase president Singh tijdens een staatsbezoek aan Afghanistan het ziekenhuis een paar miljoen USD. In de laatste vier jaar is het hoofdgebouw gerenoveerd en ging de capaciteit van het ziekenhuis van 250 naar 375 bedden, maar de salarissen van het personeel bleven hetzelfde. De afdeling Ondervoeding beslaat een hele verdieping van het hoofdgebouw. Zes zalen vol baby’s, peuters en kleuters met grote ogen, holle wangen en uitgemergeld lichaampjes. De Franse organisatie Action Contre le Faim betaalt de salarissen van de verpleegkundige staf van de afdeling.
Als iemand benen wil
De Italiaan Alberto Cairo, directeur van het orthopedisch centrum van het Rode Kruis, zegt over de lokale ziekenhuizen: ‘het personeel daar is niet geïnteresseerd in de patiënt. Het verloop is hoog, artsen en verpleegkundigen verdienen bij door het verkopen van medicijnen en door geld te vragen voor het openhouden van een deur of het verschonen van een bed.’ Hij vraagt zich ook af of alle donaties wel goed terechtkomen. Het Rode Kruis opende het centrum 18 jaar geleden voor het verstrekken van prothesen aan oorlogsslachtoffers. Op zaal kijkt de twintigjarige Hassan sip. ‘Gewoon stommigheid,’ moppert zijn vader. Hij vertelt dat zijn zoon een gevonden mijn mee naar huis nam, waar deze ontplofte. Hassan verloor daarbij een been. Landelijk gezien maken mijnen iedere maand ruwweg 100 nieuwe slachtoffers. Najimuddin, hoofd van de Afdeling Fysiotherapie, verloor 18 jaar geleden beide benen toen hij op een mijn stapte. Na zijn revalidatie kon hij in het centrum aan de slag als fysiotherpeut. ‘Wij kunnen niet alle problemen in Afghanistan oplossen,’ geeft Cairo toe, ‘maar we hebben 35.000 mensen aan prothesen geholpen. Als iemand benen wil, dan kan hij ze bij ons gratis komen halen.‘ Alle medewerkers van het centrum zijn zelf gehandicapt. Met een salaris van 220 USD per maand zijn zij in vergelijking met collega’s elders in ieder geval riant betaald.