Het duister viel langzaam over Kabul. Mijn chauffeur laveerde de zilveren Toyota Corolla vaardig door het gedrang van taxi’s, personenauto’s en busjes. De geur van kebab dreef voorbij. De kramen met vers fruit en groente stonden nog buiten, al hadden winkels de rolluiken al neergelaten in het centrum van Kabul. De politie had een fuik gemaakt en pikte ons uit de rij wachtende auto’s voor inspectie. Mijn chauffeur draaide het raampje naar beneden. Hij knipte het lampje in de auto aan zodat ze mij konden zien. Ik vermeed bescheiden hun nieuwsgierige ogen. Je gedragen zoals zij denken dat een vrouw zich behoort te gedragen is veruit de beste tactiek in dit soort gevallen. Ze wilden mijn paspoort zien. Ik gaf het aan de chauffeur en liet het verder aan hem over. De agenten konden niet lezen en dachten dat mijn visum was verlopen. Het duurde even voor het misverstand was opgelost.
We waren op weg naar het huis van een Afghaanse relatie waar ik was uitgenodigd voor een barbecue. Hij gaf een etentje bij hem thuis omdat de politie in die week invallen had gedaan bij populaire restaurants. Deze waren tot nadere orde gesloten. De algemene procureur had laten weten dat de verkoop en consumptie van alcohol voortaan verboden was, ook voor buitenlanders.
De auto zette me af voor de poort en wachtte terwijl ik aanbelde. Toen ik werd binnengelaten zag ik een moderne villa, een smakeloos gedrocht, waar Afghanen zo dol op zijn, van buitenaf net een Romeins landhuis, een open gevel met marmeren zuilen en spiegelende ruiten. Ik ontmoette mijn gastheer bij de grote voordeur. We liepen door een hoge en ruime hal met kristallen kroonluchters en marmeren vloeren. Hij ging me voor de wentelrap op naar het dakterras. Hij stelde me voor aan een van de andere gasten.
Mijn gastheer bood me wat te drinken aan; de keus bestond uit een selectie van verboden versnaperingen: Johnny Walker, Absolut Wodka, Gin en Franse wijn. Ik koos voor het laatste en vroeg hem, terwijl hij de kurk uit de fles trok, hoe hij aan de alcohol kwam.
‘Waar denk je dat de in beslag genomen alcohol naar toe gaat? Hier is het!’ Het overige gezelschap lachte. Iemand voegde eraan toe: ‘De politie heeft zich de hele nacht klem gezopen en daarna de in beslag genomen waar aan de restaurants te koop aangeboden.’
Een elegante verschijning, met zilvergrijze baard, gekleed in een muisgrijze shalwaar kameez, kwam me gezelschap houden. Hij stelde zich voor als Dr. Abdul Khaliq Fazal, voormalig minister van Publieke Werken. Ik vroeg hem wat er schuilde achter Karzais recentelijke kritiek op het westen. De Afghaanse president had de dialoog geopend met Pakistan en de door het westen gevreesde regimes in Teheran en Beijing. De lezingen over het hoe en waarom van deze koerswijziging varieerden. Het kon een groeiende drang naar onafhankelijkheid zijn, na aanvankelijk aan de macht te zijn gebracht door de Amerikanen. Of een door de Verenigde Staten georkestreerd theater om de kansen op een overeenkomst met de Taliban te vergroten. Sommige twijfelden aan de emotionele stabiliteit van de Afghaanse president. Dat de Pathaanse leider verslaafd zou zijn aan softdrugs, wat een voormalig VN-topman in Afghanistan beweerde, leek mij gezocht.
Karzai had gezegd dat hij de Taliban als broers beschouwde, dat hij zelf toe zou kunnen treden tot hun gelederen. Op basis daarvan vermoedden experts een toenaderingspoging tot de opstandelingen.
Karzai en een paar leden van zijn kabinet hadden een bezoek aan Islamabad gebracht en gesproken met de Pakistaanse president Asif Zardari en generaal Kayani van de ISI. Zij hoopten een einde te kunnen maken aan de inmenging van Pakistan in het vredesproces in Afghanistan. Deze bijeenkomsten leidden tot niets.
Fazal was adviseur geweest van Karzai tijdens de presidentsverkiezingen van 2004. Hun wegen scheidden toen hij zichzelf kandidaat stelde voor de volgende verkiezingen. De man had geen aanstelling in het nieuwe kabinet aanvaard, hoewel deze hem wel was aangeboden. Hij wilde eerst eens afwachten hoe de nieuwe regering zou functioneren. ‘Het is niet omdat ik twijfel aan de capaciteiten van Karzai,’ voegde hij eraan toe, alsof de gedachte hem ineens overviel. ‘Al zet ik daar tegenwoordig wel mijn vraagtekens bij.’ Toen het zachtjes ging regenen, werden we uitgenodigd naar binnen te gaan voor het diner.
Later op de avond zat ik op een leren sofa in de ruime zitkamer van de villa, met dikke handgeknoopte tapijten op de marmeren vloer. De overige leden van ons gezelschap hadden zich neergezet op het balkon en lurkten aan een waterpijp. Door halfgesloten ogen zou je je in de mondaine wereld van de elite in Damascus of Beirut wanen. Beroepsdiplomaat Assad Omar kwam naast me zitten. Hij was verantwoordelijk voor de Europese relaties op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De voormalige ambassadeur van Afghanistan in Frankrijk bracht het gesprek op politiek. Omar vergeleek de situatie in Afghanistan met Irak: ‘Wij hebben een groot voordeel, dat we al gewend zijn aan een systeem van parlementaire democratie, terwijl Irak lang geregeerd werd door een dictator.’
Later dat jaar zouden parlementsverkiezingen plaatsvinden. Veel leden van de huidige volksvertegenwoordiging hadden nauwelijks enige opleiding toen ze aan hun taak begonnen. Gaandeweg had het parlement wel de slag te pakken gekregen en het Karzai flink lastig gemaakt. Ze hadden het overheidsbudget afgekeurd en kandidaten voor ministersposten afgewezen. Ze hadden hun voet dwars gezet toen Karzai de verkiezingswet naar zijn hand wilde zetten. Het parlement was zelfs even in staking gegaan en had toen geweigerd nog enig wetsvoorstel te tekenen. Omar keurde dat af. ‘Het parlement vaart te veel zijn eigen koers.’ Karzai greep daarom naar een middel om de volksvertegenwoordiging te passeren: hij organiseerde een loya jirga[1] naar traditioneel Afghaans gebruik. De voorbereidingen voor de komende Peace Jirga waren in volle gang.
‘Wat verwacht u daarvan?’ vroeg ik Omar.
‘De jirga heeft drie doelstellingen. Ten eerste, dat men consensus bereikt over de vredesonderhandelingen met de Taliban; ten tweede, dat de huidige regering onder leiding van Karzai geautoriseerd wordt om de onderhandelingen te voeren; ten derde, dat men overeenstemming bereikt over de aard van de concessies die gedaan kunnen worden.’
‘Gaat Karzai de onderhandelingen dan zelf doen?’ vroeg ik. Dat was niet het geval, hij delegeerde deze verantwoordelijkheid naar een Hoge Commissie voor de Vrede. Met het organiseren van een jirga wilde de Afghaanse president het gezag en de geloofwaardigheid die hij door de door fraude getekende verkiezingen was kwijtgeraakt herstellen. Hij moest zich persoonlijk verbinden aan het vredesproces. Of al die doelstellingen bereikt konden worden, dat betwijfelde Omar zeer.
Ik had verwacht dat een afvaardiging van de Taliban deel zou nemen aan deze jirga. Zij bleven volharden in de voorwaarde dat zij pas met de Afghaanse overheid aan de onderhandelingstafel plaats zouden nemen wanneer alle westerse troepen het land hadden verlaten. De influx van Amerikaanse troepen waar de Amerikaanse president Obama een jaar eerder toe had besloten, tegen de zin van Karzai, maakte dat de Taliban de hakken nog verder in het zand zette. Karzai presenteerde op de loya jirga een plan voor een vredesovereenkomst: hij wilde amnestie verlenen aan hervormde militanten en door een economische stimulans hun reintegratie in de Afghaanse maatschappij mogelijk maken. De Taliban reageerde letterlijk met een raketaanval op het jirga-complex. De tactiek had gefaald.
Op de dag zelf volgde ik het nieuws op de televisie: het ging over het handhaven van de veiligheid, over welke stemlokalen opengingen en welke niet, over de Afghanen die ondanks alle gevaren in een lange rij stonden te wachten om hun vingerafdruk bij het symbool van hun keuze achter te laten. In de vroege ochtend waren er enkele raketinslagen in de hoofdstad. In het gehele land zouden veertien mensen het leven bij gewelddadigheden gelaten hebben. De volgende dag werden de verkiezingen door de internationale media weer een succes genoemd.
Toen ik in 2005 voor het eerst verkiezingen in Afghanistan had meegemaakt, geloofde ik nog in de jonge Afghaanse democratie. De kiezer kon bepalen wie regeerde. Ik geloofde dat iedereen kans maakte gekozen te worden. Vijf jaar later wist ik beter: de toekomst van het land werd niet bepaald door verkiezingen. Zo werd politiek in Afghanistan niet bedreven. Dat gebeurde in achterkamertjes.
In de aanloop naar de parlementsverkiezingen hadden drie oppositieleiders elkaar in Duitsland gesproken. Dat waren voormalig vicepresident Ahmad Zia Massoud, generaal Abdul Rashid Dostum en Mohammad Mohaqiq, de laatste nog een van de steunpilaren van Karzai in de verkiezingen van 2009. Deze bijeenkomst zou zijn bijgewoond door enkele leden van het Europese parlement en het Amerikaanse congres. De drie waren overeengekomen om samen te werken. Ze hadden mogelijkheden geopperd om de huidige problemen op te lossen door een opdeling van het land in tweeën, of zelfs in federale deelstaten.
Karzai zelf dankte ooit zijn presidentschap aan een achterkameroverleg. In december 2001 waren een aantal kopstukken in Bonn bijeengekomen om de toekomst van het pas bevrijde Afghanistan te bespreken. Met de Pashtun als grootste etnische minderheid moest de nieuwe interimleider ook van deze stam afkomstig zijn. ‘Welke Pashtun is aanvaardbaar voor jullie?’ werd de vraag voorgelegd aan Yunis Qanuni, leider van de Noordelijke Alliantie, tegenwoordig voorzitter van het Lagerhuis, oppositieleider in het land zonder politieke partijen. ‘Alleen Hamid Karzai’, was diens antwoord. Qanuni zou later zelf kandidaat zijn in de eerste presidentsverkiezingen in 2009 en van Karzai verliezen.
Achter de schermen werd ook druk onderhandeld over een vrede die de toekomstige machtsverhoudingen zou bepalen. Zo had Karzai vlak voor de verkiezingen nogmaals in Islamabad gesproken met de Pakistaanse Eerste Minister Gilani, de legertop en de ISI over vredesonderhandelingen met de Taliban. Ook deze keer wilden de gesprekken niet vlotten en hadden ze niet tot een akkoord geleid. Volgens de Pakistaanse pers wilde Karzai zich ervan verzekeren dat de buurman geen roet in het eten zou gooien bij zijn plan om zijn eigen mensen in het parlement te helpen.
Ondanks het dwarsliggende parlement had Hamid Karzai zijn machtspositie sinds zijn herverkiezing vorig jaar weten te verstevigen. Door de verregaande bevoegdheden die in de grondwet waren toegekend aan de president, kon hij alle overheidsfuncties benoemen. Hij ‘accepteerde’ het ontslag van de door het Parlement goedgekeurde Minister van Binnenlandse Zaken en wees zelf de vervanger aan. Meer dan twintig ambtenaren op het betreffende Ministerie werden door hem vervangen. Uiteindelijk zaten zíjn kandidaten op de ministerszetels. Hij stelde niet alleen de verkiezingscommissie maar ook de klachtencommissie samen en bepaalde dat er geen buitenlander meer in plaats mocht nemen. Door gunsten te verlenen en lucratieve baantjes te verdelen had hij een netwerk van trouwe supporters om zich heen verzameld. Tot de machtskring van de Afghaanse president behoorden twee van zijn broers, de vicepresident Marshall Fahim en de presidentiele chef-staf Omer Daudzai, die Karzai gekscherend weleens premier noemde. Ook het nieuwe parlement bleek grotendeels Karzai-gezind.
De VS bereidden zich achter de schermen alvast voor op 2014. Karzai zou dan zijn grondwettelijk bepaalde maximum van twee termijnen hebben gezeten. De Amerikaanse Ambassade sprak met mogelijk opvolgers. Asif Rahimi, de Minister van Landbouw, maakte een goede indruk op de ambtenaren van Buitenlandse Zaken tijdens een officieel bezoek aan Washington.
President Karzai, die in zijn politieke nadagen zou moeten verkeren, gedroeg zich ondertussen niet bepaald als een lame duck. Achter de schermen stelde hij alles in het werk om de grondwet zodanig te veranderen dat een derde ambtstermijn binnen zijn bereik kwam.
Een belangrijke zet was het uitvaardigen van een decreet dat alle privé-beveiligingsbedrijven aan het einde van het jaar de zaken moesten opdoeken. Dat was officieel om illegale praktijken en excessen van machtsmisbruik en geweld in deze lucratieve bedrijfssector tegen te gaan. Het verbod leek op een poging om de buitenlandse bewakingsbedrijven, die goede zaken deden in de beveiliging van hulporganisaties, projecten en ambassades, aan te pakken. De Afghaanse politie zou hun taken gaan overnemen. Een van mijn klanten werd zwaar benadeeld door het nieuwe decreet, hij had net een aandeel gekocht in een bewakingsbedrijf. Dat was in één klap weinig meer waard. Samen met andere partijen lobbyde hij bij de Afghaanse president. Bij diens gratie werd een aantal bedrijven toegestaan toch door te gaan. Zo bleek het decreet een manier waarmee Karzai verschillende gewapende facties kon ontwapenen. Vijf jaar eerder werd Karzai nog kleinerend de ‘burgemeester van Kabul’ genoemd. Nu kon hij zich een koning wanen.
[1] Grote vergadering.